Vrijdagmiddag, 4 november 2011, 17:00 uur. Verlaten Endoscopieafdeling.
De arts heet ons welkom en gaat ons voor naar een kamertje.
We gaan zitten. Hij gaat zitten.
Ik kan me niet meer zijn exacte woorden herinneren, ik heb ze waarschijnlijk ook niet helemaal verstaan, gehoord. Maar half begrepen.
De CT-scan bevestigt de vermoedens die de echo liet zien. Een zeer suspect beeld voor een ruimte-innemend proces uitgaande van de pancreas. Dus. Dit heb ik niet onthouden hoor, maar nagelezen in de brief voor de oncoloog.
De vertaling luidt: met grote waarschijnlijkheid een tumor in de alvleesklier, met uitzaaiingen naar de lever. Mijn lever. Mijn alvleesklier. Mijn pancreas.
Met zijn handen gebaart de arts, zoals iemand grootte van een vis, of een schoenmaat aanduidt. Handen dichtbij elkaar, handen iets verder uit elkaar.
Hij zegt dat ik jong ben en dat ze waarschijnlijk alles uit de kast zullen trekken om te rekken.
Het woord 'rekken' veroorzaakt een golf van paniek in mijn lijf. Rekken, rekken, hoezo rekken? Genezen toch zeker?
Bij het 'rekken' doet hij zijn handen iets verder uit elkaar.
Wat bedoelt hij met dat gebaar waarbij zijn handen ver uit elkaar zijn? Hoe groot is de tijdspanne die hij aangeeft? Tien jaar? Twintig? Dertig?
Klaas durft het te vragen.
De arts zegt met vele slagen om de arm, dat ze bij deze aandoening, deze groep patienten vaak zien dat ze het zeker een paar maanden (het gebaar met de handen wat dichter bij elkaar) tot een jaar (de handen wat verder uit elkaar) volhouden.
Geen dertig jaar.
Het is niet operabel, omdat het uitgezaaid is. Maar als chemo aanslaat en de uitzaaiingen in de lever kleiner worden, weggaan, dan misschien toch.
Een levertransplantatie, opper ik. Hij schudt zijn hoofd.
Een schoonmaker opent de deur, ziet dat er nog mensen zitten, doet hem weer dicht.
De arts zegt dat ze dit ziektebeeld wekelijks zien, meestal bij oudere mensen, maar zelden bij zo jonge mensen. En bij die oudere mensen kunnen ze vaak niet veel meer doen.
Veel meer valt er niet te zeggen. Er moet een leverpunctie gedaan worden komende week om te bepalen wat er precies zit, en naar aanleiding daarvan zal een behandeling worden bepaald.
We schudden handen, zeggen dag, lopen naar de deur.
In een roes lopen we naar de auto, we begrijpen er niks van.
Thuis is Jacqueline die op de jongens heeft gepast. Lulu wordt net thuis gebracht door Suzanne. We huilen en vertellen dat het er helemaal niet goed uit ziet.
Swip ligt huilend bij mij op de bank, Valentijn houdt me vast en huilt. Lulu huilt. En ik huil want ik wil helemaal niet weg bij Klaas en mijn kindertjes. We spreken af dat we gaan vechten, natuurlijk.
Lulu wil weten waar het zit. Ik wijs het aan, en ze maakt boksbewegingen. Ze gaat er tegen vechten met mij, ze zal het wegjagen, wegtoveren.
Dat willen we allemaal, dit wegtoveren.
Ik... nee, ik weet niet wat te zeggen...
BeantwoordenVerwijderenKan je eigenlijk alleen maar sterkte toewensen. Weet dat ik, zelfs 1000+ kms bij je vandaan, aan je denk en zielsveel zou willen dat er ook maar iets was wat ik kon doen om te helpen...
Tranen. Ik lees dit alles. Onbegrijpelijk. Liefs voor jou en Klaas en de kinderen. Marijn
BeantwoordenVerwijderen