woensdag 11 januari 2012

15 januari

Ik ben in een straat met wat mensen, Hedda en Ilma zijn er ook. Er staat een auto geparkeerd.
De bestuurder trekt een kap – of is het een bivakmuts? – half over zijn hoofd. Hij is duidelijk van plan iets te doen, misschien een overval of wellicht is hij de bestuurder van de vluchtauto.
We lopen naar een rij tafels die buiten op straat staat en pakken onze schriftjes en schrijven het kenteken van de auto op. De auto begint te rijden en rijdt op tot vlak voor de tafels. We doen alsof we heel andere dingen doen dan kentekens opschrijven.
Hij vraagt iemand welke het dag het is.
'15 januari' antwoordt iemand.
'Een mooie dag om te sterven' zegt de bestuurder en hij schiet degene die antwoord gaf dood.
Dan kijkt hij opeens naar mij.
Mijn keel voelt alsof hij dichtgeknepen wordt.
De bestuurder is dikkig en heeft een dun snorretje. Hij is lelijk. Hij kijkt me doordringend aan.
Ik probeer weer uit alle macht te laten merken dat ik niet bezig ben te proberen zijn nummerbord en zijn gezicht te onthouden, maar hij kijkt alsof hij me doorheeft.
Hij vraagt welke dag het is.
Koude paniek om mijn hart, niet díe vraag!
Zonder op mijn antwoord te wachten schiet hij me door mijn voorhoofd.
Ik val.
Ik heb geen pijn, ik voel niets. 
Dat is een slecht teken vinden de omstanders. Als ik pijn zou hebben, zou ik het misschien overleven.
Ik voel me een beetje high worden, het is wel prettig.
Ilma en Hedda zitten naast me. Ik mopper tegen ze dat de bestuurder niet eens mijn antwoord heeft afgewacht! Ze moeten tegen Klaas zeggen dat ik heel veel van hem houd.
Dan vraag ik of iemand mijn hand wil vasthouden de laatste momenten.
Ik begin me zelfs een beetje te verheugen; ik vind het spannend en hoop snel antwoorden te krijgen op allerlei vragen over het leven.
Maar het echte doodgaan komt niet. 
Klaas is er opeens, en heel veel andere mensen en ik wil naar de eerste hulp. Iemand zal ons binnensmokkelen – verkleed, want we moeten nog steeds oppassen voor de bestuurder.

1 opmerking:

  1. Gatver. En dat dunne snorretje verbeeldt het voor mij heel levendig -- dikkig en lelijk en met een dun snorretje. Jouw idee van ellende en angst, en ik herken dat heel goed. Heel lelijk, en eng. Hij was waarschijnlijk ook een beetje kwabbig, en wit/grijs, en zijn ogen stonden net iets te dicht tegen elkaar met die doordringende blik?? Ik herken hem uit mijn engste dromen. Voortaan sta ik naast je in je dromen om je te helpen en beschermen. Met al je andere vrienden. Wij kennen hem, die enge man, en de volgende keer komt hij niet meer in je buurt (of die van je familie / vrienden). xxxxxxx

    BeantwoordenVerwijderen