Morgen voel ik me
minder moe.
Morgen.
Morgen kan ik
weer wat schrijven, weer iets doen.
Nu ben ik alleen
maar zo maar moe, zo moe.
Op mijn linkerzij
gaat wel, maar liggend op mijn rechterzij is is niet te doen. Op mijn rug is zo
saai. En links heb ik weer zo’n pijn aan mijn schouder. Het blijft behelpen.
Soms schiet ik
badend in het zweet rechtovereind, verward uit een diepe droom ontwakend.
Meestal een
nachtmerrie. Kun je wakker worden uit een nachtmerrie die maar door gaat?
Ik neem een slok
water, iemand dept mijn gezicht met een washandje.
Ik vertel van
alles, heb een heel gesprek, maar aan wat de ander antwoordt, begrijp ik dat ik
niets heb gezegd. Ik lig al weer half te slapen en drijf weg, ver weg, ver weg.
Denk na over wat ik nog wil zeggen, over alles wat ik nog moet doen.
Het lijkt wel of
ik wacht.
Tot ik morgen
uitgeslapen ben en weer mijn eigen dingen kan gaan doen.
Morgen gaat het
vast wel beter.
Morgen voel ik me
minder moe.
Morgen.