Als elfjarig meisje oefende ik dagenlang, bijna onafgebroken de radslag zonder handen. Ik deed dat van een bankje in de speeltuin. Het ging steeds beter, tot het de driehonderdvijf- of zesentachtigste keer mis ging: ik viel op mijn arm en hoorde 'knak'.
Het was zomer. Ik had een shirt aan met korte mouwen en kon mijn arm goed zien: er zat een rare knik in die er, toen ik op het bankje stond, nog niet in had gezeten.
Huilend rende ik naar huis.
Ik kan me niet meer herinneren of ik moest huilen omdat het pijn deed, of dat ik alleen maar moest huilen van schrik.
Mijn ouders waren licht geïrriteerd toen ik huilend thuis kwam, omdat ze een Spaanse les aan huis voor die avond gepland hadden staan, die terstond afgebeld moest worden. Want, zoals mijn vader zei: 'zelfs een blinde kan zien, dat we met die arm naar het ziekenhuis moeten'. En ik, die aan die arm vastzat en niet blind was – toen zelfs nog niet eens slechtziend – had ook al lang in de gaten dat het niet goed was met die arm. Mijn arm. Hier moest een professioneel medicus aan te pas komen in plaats een pleister uit de mottige verbanddoos die we waarschijnlijk eerst nog moesten zoeken, en na afloop een zakje troostchips.
De hele weg naar het ziekenhuis, wat vanuit ons forensendorp naar de bewoonde wereld een klein halfuur rijden was, zat ik snikkend op de achterbank en hield met mijn linkerarm angstvallig mijn rechterarm vast.
Hij zag er misvormd uit, die rechterarm, en de aanblik maakte me misselijk. Maar vooral de gedachte die de hele tijd door mijn hoofd spookte, maakte me ziek en paniekerig: 'Dit komt nooit meer goed. Oh nee, oh nee, dit komt nooit meer goed, en dan heb ik altijd een arm die er zo raar uit ziet en het niet meer doet. Of... of...'
De dokter in het ziekenhuis was niet blind, maar wilde toch een röntgenfoto van de arm om de exacte ernst van de situatie vast te leggen. Ellepijp en spaakbeen beide gebroken, enkelvoudig en gesloten breuk. Met een stevige ruk werd mijn arm weer recht getrokken daar op de eerste hulp in Haarlem en kreeg ik mijn arm in het gips weer mee. Gewoon nog aan mij bevestigd, hij hoefde er niet af. Er kwam ook nog een heel grote injectienaald aan te pas, maar dat zal vóór het rechtzetten geweest zijn. Of misschien was het voor een andere patiënt, dat kan natuurlijk ook.
Het is vooral de paniek en de angst op de achterbank op weg naar de Eerste Hulp die vandaag steeds in mijn hoofd komt. Ik ben weer dat snikkende meisje dat denkt dat het nooit meer goed komt. En deze keer is er wel iemand die me troost, die me zegt dat het allemaal goed komt, dat ik er in moet geloven, dat het écht kan. Dat hij het gelooft, dat hij het wil.
En ik, ik wíl het geloven, maar ik ben zó bang dat het niet waar is. Daarom huil ik vandaag om alles.
Geloof, Hoop en Liefde voor jou.
BeantwoordenVerwijderenHoi Bibian,
BeantwoordenVerwijderenEr zijn er dus meer die deze ☹✘☁☒☟boodschap gekregen hebben , wij hebben vandaag gehoord dat mijn zusje van 43 dezelfde PIEP ziekte heeft , ze moet vandaag nadenken en dan morgen beslissen of ze wil [ wil??? ] gaan starten met de Folfirinox chemokuur. Is er een keuze dan? Ze is alleeenstaand en heeft 3 dochters waarvan de jongste 9 jaar. Ik heb geen idee waarom ik reageer zij maar ook jij wordt er niet beter van, misschien is het ter bescherming van de mensen om me heen of eigenlijk alle mensen want ik heb de neiging om iedereen in elkaar te meppen die me in de weg staat, mijn zusje praat nergens over, bijna alsof het dan niet bestaat dit zal dus fase 1 zijn. ik voel paniek opborrelen, we gingen het gesprek met de arts in en verwachten te horen dat ze, wat in het antoni van leeuwenhoek eigenlijk al gezegd was, nog een paar maanden heeft, en dan komen ze ineens met deze optie, dus misschien zijn de wonderen voor jou en mijn zusje de wereld nog niet uit, hoop doet leven...
Lieve B, lieve K,... -- samen staan jullie sterk. Één voor allen; allen voor één. x
BeantwoordenVerwijderen