De eerste weken
leek het leven compleet tot stilstand te zijn gekomen en was er nauwelijks een
gesprek mogelijk met vrienden en vriendinnen zonder dat iemand in huilen
uitbarstte. Het hoogst haalbare was een droog gesprek, maar dan moest er zo
hard gevochten worden tegen de tranen dat er niet tegelijkertijd een zinnig
gesprek gevoerd kon worden.
Afscheidskussen
werden stevige omhelzingen, stevige omhelzingen werden liefdesverklaringen en
elke keer als iemand was vertrokken, had ik het gevoel dat degene die weg was,
dacht dat hij of zij mij waarschijnlijk nooit meer zou zien. Althans, niet in
levende lijve. En misschien dacht ik dat zelf ook wel, al had ik door mijn
tranen heen geroepen: als je terug komt van vakantie ben ik er heus nog wel
hoor!
’s Avonds in bed
suisten mijn oren, bonkte mijn hart alsof het een bovenmenselijke
krachtsinspanning leverde en kon ik nauwelijks slikken door een brok paniek in
mijn keel. Alleen een slaappil kon de denderende trein in mijn hoofd tot
stilstand brengen.
Na een korte
vakantie, voor het eerst in maanden weer eens alleen met zijn vijven, is er een
beetje rust in ons gezin gekomen. Het zwaard van Damocles bungelt nog altijd
boven ons hoofd maar het lukt nu om behalve het zwaard ook weer andere dingen
te zien. Een boek te lezen. Gewoon buiten wandelen. Niet meer panisch mijn
spullen uitzoeken, foto’s inplakken en teksten sorteren voor het geval het
(lees: mijn leven) plotseling over is (nu ben ik gewoon op een recreatief tempo
al die dingen aan het doen). Niet meer dramatisch bij elke gebeurtenis denken
dat het de laatste keer is. Al zat ik vorige week huilend bij de jaarlijkse
traditionele hoedenshow van groep 8 waar Valentijn een bijzonder fraaie
zelfgemaakte iHat showde; ik zat toch stiekem uit te rekenen hoe lang ik nog
moet leven om ook nog de hoed van Swip (een jaar) en die van Lulu (vijf jaar) te
kunnen zien. Straks bij de slotmusical is er natuurlijk helemaal geen houden
meer aan.
Een vriend zei me
pas dat hij ook weer een beetje zijn leven heeft opgepakt. Het leven gaat
verder, we moeten gewoon door. Al zei hij ook dat het idee dat ik doodga, nog
steeds iets is waar aan hij niet gewend raakt.
Het went ook
eigenlijk helemaal niet. Het hele idee is een beetje naar de achtergrond
geschoven. Wat went is de schrik. De scherpe randjes zijn van de paniek af, het
zoutste verdriet is uit de tranen. Maar wennen aan doodgaan, dat zal ik zo lang
ik leef niet.