dinsdag 27 maart 2012

Het Andere Meisje


foto: caroline hogervorst
Na de eerste avond met Klaas hield ik nog honderd slagen om de arm.
Dit was niets definitiefs, permanents of iets van serieuze aard moest hij weten.
Nee, nee, natuurlijk niet, knikte Klaas begrijpend.
En als ik geen zin meer heb, ga ik weer weg.
Ja, ja, natuurlijk knikte Klaas.

Later die week zaten we na een wilde middag (en een bezoek aan de Rutgerstichting) in café De Pels. Het was druk. Een journalist, die het later nog tot hoofdredacteur zou schoppen, deed een onomwonden poging mij te versieren. Hij verzekerde mij dat hij en zijn vriendin die in Londen zat, een heel open relatie hadden. Ik had niet zo’n zin in ingewikkeld gedoe, totdat ik zag dat Klaas zwaaide omdat hij naar huis ging. Met... een ander meisje?
Ik herinnerde me dat ik dingen had gezegd als ‘vrijblijvend’ en ‘geen verwachtingen’ maar dat had ik uiteraard allemaal heel eenzijdig bedoeld. Dat had hij toch ook wel begrepen?
En hoezo ging hij naar huis met háár?!
Er zat niets anders op. De journalist die hoofdredacteur zou worden ging met mij mee.
We waren nog niet bij mij thuis of ik had er al spijt van. Eenmaal binnen probeerde ik te verzinnen hoe ik hem weer de deur uit kon krijgen, want ik was heel boos op Klaas.

Er werd aangebeld.
Vriend M. kwam binnen. Hij kwam ook uit De Pels en vond het allemaal maar niks, opdringerige journalisten die mij lastig vielen. Hij kwam de boel in de gaten houden. Terwijl zij mijn biertjes dronken, en keken wie het langst zou blijven zitten – en zou blijven slapen – schreef ik een woedende brief aan Klaas.

Een paar dagen later was er een fotoshoot met ons bandje. We eindigden weer in De Pels. Aan de bar zat Het Andere Meisje. Ze was een beetje aangeschoten. Ze kwam bij mij aan tafel zitten, hing half aan me en verklaarde met dubbele tong dat ze het zo erg vond, dat ik boos was op Klaas, dat ze niet tussen mij en Klaas in wilde staan, dat... Ik onderbrak haar – zag ze niet dat ik met iemand anders aan het praten was? – en ik draaide me weer om.
Het Andere Meisje ging terug naar de bar. Toen ik even later stiekem keek, zag ik dat ze huilde. Even vond ik mezelf gemeen, maar toen voelde ik de brief voor Klaas weer in mijn jaszak zitten en vond ik het weer terecht.
Tijd om naar huis te gaan.
Ik duwde Klaas de brief in zijn handen, zei iedereen gedag en liep naar buiten.

Toen ik een paar meter had gelopen, kwam Klaas naar buiten gerend. Hij had mijn brief op de wc gelezen, zei hij. Ik was onder de indruk dat hij de moeite nam achter me aan te komen, maar ik was vooral onder de indruk dat hij op de schemerige toilet mijn twee in woede volgekrabbelde A4-tjes in mijn onleesbare handschrift had ontcijferd. Dat was een soort heldendaad vond ik. Liefde, begreep ik later.
Maar ik was niet van plan me zo maar gewonnen te geven, dus liep ik nuffig verder.

Het Andere Meisje was ons achterna gekomen uit De Pels. Met haar fiets aan de hand volgde ze ons. Ze gaf Klaas een bosje sleutels. Zijn huissleutels.
Ik stampte boos verder naar huis. Niks nuffig, oprecht boos nu.
Klaas smeekte, legde uit dat er niets was gebeurd, wilde ik niet even luisteren?
‘Hallo, ze had je huissleutels! Die heb ik niet eens!’
‘Ze is net haar huis uitgezet, en ik had gezegd dat ze bij mij terecht kon als dat nodig was’, zei Klaas. ‘Wacht nou even!’
Het Andere Meisje volgde ons nog steeds, half huilend en tussen haar snikken door riep ze naar ons: ‘Jullie zijn zo mooi samen!’
‘Maar hoe kan je dat nou doen?!’
‘Ik vind jullie zo mooi samen! Dat moet niet stuk gaan door mij,’ klonk het achter ons.
‘Ik wil jou, jou, alleen jou!’
‘Maar waarom heeft ze dan je sleutels?’
‘Om haar te helpen! Maar ik wil jou.’
‘Het moet niet stuuuhhuuuk door mij!’
Klaas en ik keken elkaar aan. We waren al een paar grachten verder en nog altijd werden we gevolgd door Het Andere Meisje.
We stonden voor mijn deur.
‘Mag ik even mee naar boven?’
‘Nee,’ zei ik boos.
‘Maar dan kunnen we even rustig praten,’ zei Klaas terwijl hij met zijn ogen wees in de richting Het Andere Meisje, dat een paar meter verderop nog altijd, met haar fiets aan de hand, stond te huilen op de stoep dat we zo mooi waren, en dat het haar speet.
‘We lopen nog wel een stukje.’

Het werd Het Andere Meisje teveel. Ze gooide haar fiets met een dramatisch gebaar op de grond en wierp zichzelf tegen het glas van de pizzeria naast mijn huis. Met haar handen bonkte ze op het raam, met gierende uithalen van het huilen.
‘Iiiiiih....’ snikte ze, ‘het spijhijt me zooohooohooo.’
We liepen ongemakkelijk naar haar toe.
Met haar gezicht tegen het ruit gedrukt huilde ze, kwijl op het glas, en riep dat het allemaal niet zo moest gaan. Het leek ons in ieder geval duidelijk, dat het zo niet ging.
Ik keek langs haar de pizzeria in en zag binnen mijn onderbuurman met de pizzeria-eigenaar aan een tafel een beetje verbouwereerd naar het schouwspel voor het raam kijken. Ik glimlachte en zwaaide naar ze. Ik wist ook niet zo goed hoe ik dit in gebaren vanachter glas moest uitleggen.
Klaas en ik keken elkaar weer aan. We moesten eigenlijk allebei vreselijk lachen, maar ontfermden ons over Het Andere Meisje.
Toen we Het Andere Meisje een beetje gekalmeerd hadden, zetten we haar op haar fiets en beloofden haar dat we niet boos op haar zouden zijn.

We liepen we nog een stukje verder en hoorden in de verte Het Andere Meisje nog roepen: ‘...lie zijn zoooohoo moohooi saaaamen!’

3 opmerkingen: