
Alsof juist door die twee goede dagen de angst dat ik de rest van het grote feest moet missen immens groot is geworden. Het overvalt me.
Ik wil niet weg, ik wil nog van alles doen, ik moet nog zo veel vertellen aan de kinderen. Ik moet ze nog zinnige en vast ook heel onzinnige adviezen geven over het leven en de liefde, ze volstoppen met liefde, ze vermanend toespreken, ze vertellen over mijn jeugd, ze me laten beloven dat ze nooit zonder lampjes in het donker zullen fietsen, dat ze altijd eerlijk zullen zijn, dat ze goed hun best zullen doen bij alles wat ze doen, dat ze geen vuurwerk van de straat moeten oprapen en dat ze nooit vergeten dat ik van ze hou. Of, moet ik zeggen, dat ze nooit vergeten dat ik altijd van ze hield? Of blijf je gewoon van mensen houden als je dood bent? Ja, ja, ik blijf van mensen houden als ik dood ben. Later. Op een dag, ver weg.
En Klaas, daar moet ik nog heel veel wandelingetjes mee door de stad maken, en in bed praten over de kinderen, over ons bandje, over onze derde cd die we gaan opnemen, lachen als hij Sufjan Stevens met zijn gitaar imiteert, me verbazen over hoe goed hij gitaar speelt, en andere dingen kan die ik niet ga vertellen op mijn blog. Ik moet zijn hand nog lang vasthouden en hem vertellen dat het allemaal wel weer goed komt, en dat hij geen beren op de weg moet zien als we de weg nog niet eens ingeslagen zijn. Dat hij soms meer moet luisteren dan praten, maar dat hij dat ook wel weet. Bovendien moeten we nog heel vaak kamperen in Spanje en wandelen in de Alpujaras of bij de tent in de hangmat liggen. Op een breed, bijna leeg strand door de branding lopen en de zon voelen op onze rug. Wandelen in Engeland in de regen en mopperen dat een van de kinderen zijn regenjas onderweg is verloren.
Ik wil het niet, ik wil het niet, ik wil het niet! Ik vertik het om dood te gaan!
Want er moeten nog meer feestjes en etentjes komen hier bij ons thuis, met mijn vriendinnen en vrienden, en dat ik dan het eerste uur denk dat er niemand komt, maar dat het uiteindelijk stampvol is. En we moeten weer een keer lampionnen met een wens de lucht in laten zweven (en de boom in de straat bijna in de fik steken) en praten over alle dingen die we nog willen gaan doen.
Ik schaam me ook een beetje voor de ijdele angst: de angst dat ze me vergeten. En dat ze zonder mij niet iedere dag een schone onderbroek aan zullen trekken. Nou ja, Klaas wel natuurlijk.
Ik wil niets missen, ik wil het opgroeien van de kinderen niet missen, het grijzer worden van Klaas, eigenlijk wil ik gewoon de rest van mijn leven niet missen.
En dus moet ik nu extra goed opletten en kijken. Alle geuren, smaken, woorden, kusjes en omhelzingen met volledige aandacht opnemen, maar dat gaat natuurlijk niet.
Gisteren kwam Sue foto's maken. Ik had me eigenlijk alleen maar verheugd op mooie foto's maken en me niet zo gerealiseerd hoe verdrietig het zou zijn. Ze heeft een heleboel foto's gemaakt, de hele middag lang. Ze heeft een gezinsfoto gemaakt, waar we op staan zoals we op het geboortekaartje van Lulu getekend zijn. Op dat kaartje staan we vrolijk en met veel bloemen, maar bij het fotograferen hing er een zweem van treurnis: we speelden een vrolijk gezin, want eigenlijk waren onze harten gevuld met tranen.
Klaas stelde voor om met zijn tweeën ook wat liedjes te spelen, zodat we samen muziek makend op de foto staan. Toen moesten we allebei erg huilen. Want we moeten ook nog samen heel veel liedjes maken en spelen. Ik heb gewoon helemaal geen tijd om dood te gaan.