Woest bladerde ik
nog een keer de stapels door.
Ik wist zeker dat Klaas de papieren bij het oud
papier had gegooid.
Woedend werd ik
er van.
Eerst maar eens
die stapels opruimen.
‘Ik begrijp niks
van hoe jij dingen opbergt,’ mopperde Klaas.
‘Maar jij
luistert ook nooit als ik het je uitleg,’ mopperde ik terug.
Klaas draaide
zich geïrriteerd om.
‘Ja, loop maar
weg, dan kun je het straks als ik dood ben allemaal lekker zelf uitzoeken!’
Klaas liep de
kamer uit.
‘Ik vind het
stom, ik vind het allemaal stom’, riep ik hem na.
‘iK VOEL ME ZO ALLEEN, ik wil helemaal niet
dood!’
Ik stond te
stampvoeten en driftig met mijn armen te zwaaien. Ik zag het mezelf doen, maar
ik kon het niet stoppen.
De woorden waren
inmiddels overgegaan in een primitieve, rauwe brul – mijn keel doet er nog zeer van – en tranen stroomden over
mijn wangen. Het was niet echt huilen; er kwam dierlijk geluid uit mijn mond en
water uit mijn ogen, maar het was te ongecontroleerd en te ongecoördineerd om
huilen te heten. Hysterisch gillen komt meer in de buurt.
De stoel. Ik
wilde de stoel gooien, maar besloot er mee op de grond te slaan. Onderwijl nog altijd stampvoetend, voelde ik dat het geluid uit mijn mond
langzaamaan veranderde in een huilende toon. Ik gooide de deur dicht
en wierp mezelf op mij knieën op de grond. Wanhopig sloeg met mijn hoofd tegen de
vloer. Dat deed pijn maar niet genoeg om mezelf weer bij zinnen te krijgen.
Klaas opperde dat
ik even normaal moest doen, en dat
leek mij op zich ook best een goed idee, want ik zag mezelf hysterisch doen, maar
wilde er nu ik er net lekker in zat ook niet meteen mee stoppen. En wanneer heb
ik nou voor het laatst zo’n echte driftaanval gehad? Dat moet een paar decennia geleden zijn geweest, in een
supermarkt vlakbij de kassa en de lolly's. En misschien is het ook wel heilzaam, zo’n
woedeuitbarsting, dacht ik bij mezelf.
Het bleek vooral
vermoeiend en belachelijk en tot helemaal niets te leiden en na
nog twee keer bonken op de grond ben ik naar boven gerend en heb als een
hyperventilerend, overstuur aapje in bed liggen huilen. Respect voor peuters die
dit op regelmatige basis kunnen, zo’n driftbui.
Klaas kwam tegen
me aan liggen en pas na een hele tijd konden we weer een beetje praten.
We voelen ons
allebei zo alleen.
Klaas zei dat het
lijkt alsof die kanker iemand is die tussen ons in staat en steeds meer plek in neemt. We zijn altijd heel
gastvrij, maar dit is wel een heel onplezierige gast in ons huis. We moeten een goede plek voor hem verzinnen, waar hij ons niet zo
stoort.
De papieren
bleken trouwens op mijn bureau te liggen, mocht iemand zich dat nog afvragen.