Posts tonen met het label oncoloog. Alle posts tonen
Posts tonen met het label oncoloog. Alle posts tonen

maandag 28 mei 2012

Wachtkamer (II)

De oncoloog vond het zorgelijk, de pijntoename de afgelopen week, twee heel slechte dagen en dat in combinatie met verhoogde leverwaarden in mijn bloed; hij kon eigenlijk niet veel anders verzinnen dan dat de tumor moest zijn gegroeid.
Met tranen in mijn ogen keek ik naar het schermpje waarop mijn bloeduitslag te lezen was, en stemde in met zijn voorstel om zo snel mogelijk een CT-scan te laten doen. Ik probeerde nog opgewekt ‘Nou ja, in ieder geval geen chemo dus vandaag’ maar niemand moest er erg om lachen.
Ik kon meteen terecht voor een scan en nog geen twee uur later zaten we weer in de wachtkamer van de oncoloog te wachten tot hij de uitslag binnen had.

Er kwam een man alleen de wachtkamer binnen.
Hij meldde zich bij de receptie. Hij kwam ook voor ‘mijn’ oncoloog. Zijn vader was patiĆ«nt geweest en hij wilde de oncoloog even dag komen zeggen en bedanken.
Hij vertelde aan de receptioniste dat zijn vader een paar weken geleden was overleden.
Dit leek mij een ongunstig voorteken, en zenuwachtig greep ik een tijdschrift uit de stapel achter me.
Hij zei dat zijn vader rustig en met relatief weinig pijn was gegaan.
Mijn maag kneep zich samen. Gegaan? Waarheen?! En hoezo relatief weinig pijn? Ik wil helemaal geen pijn!
Zijn vader was altijd erg tevreden geweest met de oncoloog. In de bijna vier jaar dat hij onder behandeling was geweest.
Vier jaar! Dat zou ik al heel fraai vinden. Om te beginnen dan. Je moet grote doelen stellen, las ik onlangs. Met grote doelen mis je minder snel. Vier jaar dus, op zijn minst. Met, vooruit dan, relatief weinig pijn.
Ik deed mijn best niet verder te luisteren en me op de Margriet die op mijn schoot lag te concentreren, maar ik hoorde alles.
Over de uitvaart die heel mooi was geweest. Dat het met zijn moeder wel aardig ging, dacht hij, maar ze was nogal een binnenvetter.

Ik vroeg me af of Klaas op een dag ook langs zal gaan bij de oncoloog om hem te bedanken voor zijn goede zorgen en te vertellen over de uitvaart. En of dat al snel zou zijn.
Straks krijgen we de uitslag en vertelt de oncoloog ons dat het helemaal mis is.

De man met de overleden vader mocht eerst naar binnen. De oncoloog knikte ons bemoedigend toe dat we nog even geduld moesten hebben.

De scan bleek redelijk gunstig. Alles is nog steeds stabiel. De wereld draait nog, de zon schijnt.





zondag 6 mei 2012

Pijn II

Tot mijn grote schrik kom ik steeds maar verontrustende eindscenario’s tegen zoals cachexie. Uitgemergeld aan je eind komen.
Ik vroeg aan mijn oncoloog of uithongeren de zekere weg is die mij te wachten staat. Ik word een beetje nerveus van al die vragen waar niemand me een antwoord op kan geven, laat staan een geruststellend antwoord. Maar soms moet ik het toch vragen. Hoe lang, hoe vaak, hoe erg.
Natuurlijk antwoordde hij dat niets zeker is, maar dat het bij pancreaskanker wel een denkbaar scenario is.
Ik zei dat ik zo op zie tegen het einde.
Hij vroeg waar ik precies bang voor ben. Ik dacht er even over na, maar omdat ik bang was om in huilen uit te barsten en omdat ik niets beters kon verzinnen, zei ik: ‘Pijn’.
Het hielp ook dat het heel concreet was, omdat ik pijn voel in mijn buik. Nog steeds, al dagen. Vervolgens ging ik alsnog zitten huilen.

Qua fysieke pijn kon hij me geruststellen met het vooruitzicht van een goed pijnteam, een pijnpoli, een heuse hoogleraar pijn, morfine-achtige medicatie en blokkades van de plexus; pijn was iets waar ik me misschien niet al te druk over moet maken. Nu.

Maar mijn angst is veel meer omvattend dan pijn, zeker dan alleen fysieke pijn.
Ik ben er bang voor om met grote angstige ogen in bed te liggen, te slap en te moe om iets te kunnen doen of zeggen. Broodmager, terwijl iedereen eet en ik geen hap meer door mijn keel krijg. Ik ben bang om gevangen te zitten in een lijf dat niet meer wil. Ik ben bang om mijn levenslust te verliezen, bang om steeds meer te slapen, moe te zijn, weg te drijven, af te haken. Bang voor slangetjes in mijn lijf, bang voor slapen in mijn eentje.
Bang om misselijk te zijn, bang om toch pijn te hebben, bang om geen pijn te hebben want dan ben ik misschien al half aan het doodgaan, bang om van alles te missen in de rest van het huis als ik in bed lig, bang om gek van verdriet te worden dat de wereld gewoon doordraait en alles gewoon verder gaat en dat ik er niet meer aan kan deelnemen. Bang dat mijn hart breekt als ik de kinderen in de andere kamer hoor en ze mij niet horen als ik roep.
Bang dat ik chagrijnig word van pijn en ellende en alleen nog maar onaardig doe tegen iedereen en dat niemand me dan meer lief vindt
Bang dat ik dat niet kan, terminaal ziek zijn. Bang dat ik dan heel hard wil gillen en schreeuwen, en schoppen en krabben maar er de kracht niet voor heb.
Gewoon zo bang dat het pijn doet.

Dat bedoelde ik eigenlijk met ‘pijn’.